zondag 5 oktober 2008

Das Hexenlied van Ernst von Wildenbruch — een leerstuk

Bij uitgeverij Parnassus in Amsterdam verscheen ooit Das Hexenlied van Ernst von Wildenbruch — 1845 in Beiroet geboren, 1909 te Berlijn overleden). Helaas meldt de titelpagina geen datum van ontstaan of een jaar van uitgave van deze editie. Dit zal niet de enige zijn geweest, aangezien de componist Max (von) Schillings (1868-1933) het als opus 15 — onder de noemer Melodrama — heeft verklankt. Die compositie werd gerealiseerd in de jaren 1902/03; de bezetting is spreekstem met orkest, respectievelijk met piano.
Helaas ontbreekt eveneens een colofon, zodat we geen enkel exact gegeven kunnen verstrekken. Op Internet vind je bij een antiquaar één beschikbaar exemplaar voor twintig euro, en ook in diens gegevens ontbreken nadere details. Het boekje is uitgegeven op kwarto formaat op crèmekleurig gevergeerd papier van naar schatting 160 gram. Het aan de rug bevestigde omslag met onbedrukte flappen zal van 240 grams, gelijkgekleurd papier zijn; dat is door de papierindustrie ook al wel als kartonsoort aangeprezen.
Hoofdpersoon in dit 12 pagina's lange en fraai gedrukte gedicht — met helaas twee omissies van de zetter, in een boekje van een in totaal zestien bladzijden tellende omvang — is Broeder Medardus. Niet een onbekende naam voor een kloosterling. Immers in Die Elixiere des Teufels van E.Th.A. Hoffmann (1776-1822), verschenen in 1815, zit ook al een broeder Medardus "in zijn cel en bidt".
Het gedicht van Ernst von Wildenbruch is inhoudelijk een leerstuk. Broeder Medardus komt niet opdagen als alle andere kloosterlingen bijeen zijn, en daarom zegt de prior dat ze maar eens moeten kijken wat er aan de hand is, aangezien hij na zo lang waarschijnlijk wel aan sterven toe is. De broeders schrikken, want de duivel is te gast in Medardus' cel. De oude monnik blikt vlak voor zijn heengaan, na een halve eeuw kloosterbroeder te zijn geweest, terug op een ontmoeting met een zogenaamde heks. Gezien de opstelling van het papentuig anno dazumal ten aanzien van vrouwen die ook maar in de geringste mate uit de toon vielen, kunt u zelf bedenken wat er met de jongedame, die geen kwaad maar wel veel goeds had gedaan, is gebeurd.

Geen opmerkingen: